Jeong Gi-seop

Na een dodelijke aardbeving geldt in Seoul het recht van de sterkste en komt een onverschrokken jager in actie om een tiener te redden die door een krankzinnige dokter is ontvoerd.

Detective Ja-seong gaat undercover en weet het te schoppen tot de nummer drie van een van de grootste bendes. Als de baas van de bende sterft weet hij niet meer aan wie hij loyaal moet blijven: de nummer twee van de bende, die hem mateloos vertrouwt, of zijn politiechef, die in hem niet meer als een pion ziet.

Hae-won is een mooie vrouw die voor een bank in Seoel werkt. Ze leidt een actief leven, maar als ze getuige is geweest van een moordaanslag en alles op haar werk niet meer lekker loopt, moet ze een rustpauze inlassen. Ze vertrekt naar 'Moodo', een klein onontwikkeld eiland, waar ze ooit haar grootouders bezocht. En waar ze vriendin werd met Bok-nam, die haar nog steeds schrijft, ondanks dat Hae-won al jarenlang nooit meer terug schrijft.

In 1950 breekt er oorlog uit tussen het communistische Noord-Korea en het kapitalistische Zuid-Korea. Terwijl ze met hun familie op de vlucht zijn worden twee broers meegenomen naar het front, om daar te vechten voor de vrijheid van hun volk.