In 1962 op Haïti wordt een man door een bokor weer tot leven gewekt, maar zijn terugkeer brengt geen vrijheid: hij belandt in de hel van de suikerrietvelden, uitgebuit en gedehumaniseerd. Die schrijnende gebeurtenis echoot jaren later wanneer de geschiedenis en magie van Haïti onverwacht haar weg vinden naar het moderne Parijs. De film vervlecht verleden en heden en laat zien hoe trauma's uit koloniale tijden voortleven in lichamen en verhalen.
Vijfenzeventig jaar later op het prestigieuze pensionaat Légion d’honneur raakt een Haïtiaans meisje bevriend met een groep Franse klasgenoten, en haar familiegeschiedenis en rituelen komen langzaam bovendrijven. Door middel van rituelen, vriendschap en jaloezie onderzocht de film thema’s als culturele toe-eigening, sociale ongelijkheid en de dunne grens tussen realiteit en het bovennatuurlijke. De sfeer is melancholisch en ongrijpbaar, waarbij magie en politiek elkaar versterken en een indringend portret van postkoloniale erfenis opleveren.